Tea Party: Thee misschien, maar een feest is het zeker niet


Nee, dit gaat niet over Alice In Wonderland, hoewel er wel overeenkomsten te vinden zijn en dan met name wat betreft het hoge freakshow-gehalte. Want, hoewel het Tea Party gezelschap dat in politiek Amerika zijn opmars maakt, doet vermoeden een doorsnee groep blanke zuurpruimen van middelbare leeftijd te zijn, die bij elkaar komen om met een pruillip te jengelen over het feit dat ze belasting moeten betalen en dat die duivelse regering zich teveel met hun leven bemoeit, onderwijl knabbelend op petit fourtjes en -hoe kan het ook anders- liters thee naar binnen gietend, blijkt snel dat het woord doorsnee hier in ieder geval niet van toepassing is.

Het ging al mis bij het eerste Tea Party lid dat ik op televisie zag: Een man met een domme grijns en een piratenhoed op zijn hoofd, die probeerde te illustreren wat er mis is met het beleid in de Verenigde Staten aan de hand van het geniale voorbeeld dat hij zijn sabel niet mee naar binnen had mogen nemen in een overheidsgebouw. En dat *intens verongelijkte blik in de camera* terwijl in het tweede amendement van de grondwet staat dat men wapens mag dragen...!

Na het zien van het duizelingwekkende betoog van deze piraat dacht ik nog in al mijn naïviteit net de nar van de Tea Party te hebben getroffen. Het tegendeel bleek waar.
Na wat te hebben gegoogled -zoals dat een rechtgeaard persoon van mijn generatie betaamt- stuitte ik al snel op andere clowneske personages die een belangrijke rol vervullen binnen deze beweging. Zo is daar Carl Paladino, die gouverneur van New York wil worden en tijdens speeches als een neanderthaler met honkbalknuppels zwaait om zijn woorden kracht bij te zetten, maar cijfer ook Christine O'Donnell niet weg, die onlangs succes heeft geboekt in Delaware en in interviews uitwijdt over haar vroegere omgang met heksen en haar date met één van die heksen bij een bloederig satanisch altaar. Overigens is ze van mening -dat dan weer wel- dat Halloween per direct verbannen zou moeten worden, omdat het een heidens feest is. Nu is er natuurlijk ook niets zo bedreigend als mensen die zich verkleden als heks maar het niet zijn. Nee, de nepneus, nepwrat en puntmuts dragende personen onder ons hoeven niet op een date met mevrouw O'Donnell te rekenen. Pas als je bent aangesloten bij een heuse coven en bij volle maan een rat offert op een satanisch altaar, terwijl je oude spreuken murmelt en hysterisch kruiden in het rond gooit, maak je een goede kans het hart van deze dame te veroveren.

Als je dan ook nog bedenkt dat het boegbeeld van de Tea Party Movement Sarah Palin is (need I say more) en het ernaar uitziet dat deze beweging met rasse schreden aan populariteit wint in de Verenigde Staten rest mij slecht de volgende reactie:

Driewerf Hoera.

Nee, doe mij dan toch maar liever een blowende rups, een grijnzende kat en een konijn dat je feliciteert met je onjaardag, thee inschenkt in halve kopjes en blijft vragen of je een plekje opschuift. Natuurlijk heb je liever ook niet dat die een land regeren, maar daar valt dan tenminste nog om te lachen.

De Pepernootvinder


Dat de zomer echt voorbij is valt mij altijd pas op wanneer de eerste begint te zeuren over het feit dat de pepernoten al in de winkel liggen. Lopend door mijn buurtsuper hoor ik links en rechts de verontwaardiging van mijn medemens.
‘Een schande’, zegt een getergde man voor de schappen van het snoepgoed.
‘Waar gaat het allemaal heen?’ roept een bezorgde moeder die haar kinderen nu weer moet uitleggen dat de Sint pas over een paar maanden komt. Het klagen over de winkeliers die te vroeg beginnen met de feestdagen is bekend. Over een maand zal men zich verbazen over de kerstbomen die al netjes zijn uitgestald, gevolgd door een gebalde vuist in januari omdat de winkels zich al opmaken voor Valentijnsdag en tot slot is er nog de algemene agressie tegen de kleur geel in de maanden voor het Paasfeest. Maar toch is er niets dat zoveel stof doet opwaaien als de eerste pepernoot.

Het absurde ligt niet in de verschijningsdatum van deze heerlijke knapperige versnaperingen, maar in de obsessie die men elk jaar heeft omtrent de datum wanneer de pepernoten in de winkels liggen. Waar is men bang voor? Is het de vrees dat door een langere periode van verkrijgbaarheid van kruidnoten het volksfeest zal verwateren? Dat kinderen met volgegeten buikjes de pepernoten links zullen laten liggen en Sinterklaasmoe zullen zijn? Of is men bang voor de hordes kinderen die een pavlovreactie vertonen bij het zien van de ronde speculaasjes en te pas en te onpas hun schoenen beneden zetten, wortelen in de huiskamer laten slingeren en nachtenlang de buurt wakker houden met hun Sinterklaasliederen?

De kern van de obsessie ligt misschien in de betekenis van de eerste pepernoot. Na twee maanden komkommertijd waarin het meest nieuwswaardige feit de hitte is of de afwezigheid van deze hitte worden we door een onschuldige pepernoot geconfronteerd met de onverbiddelijke voortgang van de tijd. ‘Het jaar zit er al weer bijna op’ lijkt de smakelijke zak naast de kassa te zeggen. Deze gewaarwording zou wel de bron kunnen zijn van deze commotie, alsof we gedurende zomer even vergeten dat de winter nog moet komen. Daarom is de pepernootvinder ook zo’n belangrijk figuur in onze samenleving. De pepernootvinder is de gelukkige die in zijn of haar vrije tijd naarstig op zoek is naar het eerste speculaasbolletje van de lage landen. De speurder die met een mengeling van trots en walging aan iedereen verkondigt: ‘Wist je dat ze bij de supermarkt al pepernoten hadden?’ Op Facebook verschijnen na deze vondst de eerste statusupdates die zijn daad wereldkundig maken en op Twitter worden we minutieus op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen in de pepernotenscene.

Waar we vroeger mensen hadden die in de lente op handen en voeten de Friese weilanden afstruinden op zoek naar het eerste Kievitsei, hebben we nu de pepernootvinder. Aangezien 85% van de stadskinderen het verschil niet weet tussen een kievit en een albatros is de pepernoot een mooie vervanging. In plaats van het aankondigen van het begin van de zomer, luidt de eerste pepernoot de winterperiode in. Het vinden van de eerste pepernoot geeft ons weer wat controle over de aanstormende winter. We zijn woedend omdat we wakker worden uit de droom van een lange zomer, maar tegelijkertijd ook blij dat we het koude gevaar nu zien aankomen.

De echte gelukkige van dit jaarlijks terugkerende ritueel van de eerste pepernoot, is de pepernootvinder. Die het stiekem wel stoer vindt dat hij of zij de eerste zak heeft gevonden. De pseudoklokkenluider, die de onheilspellende eerste pepernoot heeft gevonden. De pepernootvinder is de enige die het niet erg vindt dat de pepernoten al in de winkel liggen, want hij heeft ze immers gevonden. En voor een moment is in de lage landen zijn of haar stem bekend, overal hangen mensen aan de lip van de pepernootvinder. Deze vinder lijkt een man of vrouw van de wereld, iemand aan wiens oog geen enkel detail onopgemerkt voorbijgaat. Feesten en partijen worden afgestruind om tussen neus en lippen door te kunnen vertellen dat de eerste kruidnoten zijn gevonden, om vervolgens van de verontwaardiging te kunnen genieten.

Ik zie dit fenomeen zich jaar in jaar uit herhalen. En elk jaar voel ik een nauwelijks te onderdrukken behoefte om in november mijn schuur tot de nok toe te vullen met pepernoten. Zodat ik het daaropvolgende jaar, zo rond mei, verschillende supermarkten door het hele land in sluip en her en der pepernoten in de schappen leg. Een zakje achter de maggi, eentje onder de bananen of een zakje op slinkse wijze verstopt tussen de tubes tandpasta. Maar bezien de huidige commotie, zou ik de schokgolf die deze actie teweeg zou brengen niet op mijn geweten willen hebben.

Het is toch wat.

Het zat er al een tijdje aan te komen, maar de bom is ontploft. Met alle gevolgen van dien.

Hij werd nog wel in de gaten gehouden sinds hij uit de psychiatrische inrichting was vertrokken. Vooral op evenementen hielden ze hem scherp in het vizier. Toch hebben ze het niet kunnen voorkomen. Er staan koppen in de krant: "De politie heeft gefaald"

Hoe het met de leden van het koninklijk huis gaat is onduidelijk. Zijn ze bekomen van alle consternatie? Kunnen zij nog rustig slapen 's nachts? Laten we hopen dat ze voldoende hulp krijgen bij het verwerkingsproces. Dat ze iemand hebben om mee te praten. Zo'n traumatische ervaring vergeet je namelijk niet zomaar. Dat wens je niemand toe.

Er wordt natuurlijk flink gespeculeerd. Zou hij het lang vantevoren hebben gepland? Wekenlang het terrein hebben geobserveerd waar het zou gaan gebeuren? Zou hij verwoed op zijn zolderkamertje plattegronden hebben zitten tekenen, brieven hebben geschreven voor zijn familie zodat ze begrip zouden hebben voor zijn daad?

Niemand uit de buurt had het achter hem gezocht. Hij was erg op zichzelf, dat wel. Maar als ze hem tegenkwamen zei hij altijd vriendelijk gedag. Hij had weleens boodschappen gedragen voor mevrouw Jansen van de hoek. Hij had weleens geld gegeven aan de kankerbestrijding.

Net als Koninginnedag zal nu ook Prinsjesdag nooit meer hetzelfde zijn. Elk jaar weer zal worden stil gestaan bij de gebeurtenissen van dit jaar. En iedere keer zullen ze zich afvragen: Wat ging er door hem heen toen hij die bewuste Prinsjesdag het waxinelichthoudertje richting de Gouden Koets slingerde?

Kunst Schmunst.

Wat onder kunst verstaan kan worden is aan discussie onderhevig, dat begrijp ik ook wel, maar mijn onderkaak raakte deze week bijna de grond toen ik in de krant een foto zag van 's Neerlands nieuwste artistieke aanwinst: "De Poepende Man"



(...Ik laat hier even wat ruimte voor verbazing en andere emoties...)



Deze kakkende knul zou volgens de kunstenaar moeten zorgen voor een intieme relatie met het landschap. Nou is poepen inderdaad een vrij intieme zaak en niet voor niets gebeurt dat gewoonlijk niet in het openbaar. Sterker nog, volgens mij is de gemiddelde Nederlander erg tevreden met de 'niet poepen in het openbaar' regel. Wellicht is dit dus wel een waarschuwing voor de enkeling die aan die regel twijfelt. Zoiets als; Zie je hoe ridicuul je eruit zou zien mocht je besluiten je behoeften in het openbaar te doen? Beter van niet dus.

Ik probeer me te verplaatsen in de breinen achter dit juweel en me in te denken hoe het gesprek verliep dat vooraf is gegaan aan dit project:

Kunstenaar: "Mijn idee is dus als volgt; ik denk erover om een 26 meter hoge poepende man op de dijk van Lelystad naar Enkhuizen te zetten. Echt zo'n enorme van metaal waar je met geen mogelijkheid omheen kunt."

Gemeente (verrukt): "Wat een fantastisch idee! Dat is precies wat onze gemeente nog mist; een gigantische poepende man waar je met geen mogelijkheid omheen kunt. En we zaten bovendien net ons hoofd te breken over waar we ons geld aan uit zouden kunnen geven."

Kunstenaar (inmiddels met blosjes van opwinding): "Wat ontzettend fijn dat jullie zo enthousiast zijn, ik ga direct beginnen aan het ontwerp. Ik dacht dat het dan helemaal geweldig zou zijn dat de mogelijkheid er is dat voorbijgangers onder het kunstwerk kunnen gaan staan om zo een drol te vertolken voor een leuk fotomoment"

Gemeente: "Wat enig, het wordt steed beter! Zou je er zelfs niet een hele serie van kunnen maken verspreid over Nederland? Iets in de trant van... De Poepende Man, Het Kotsende Konijn en De Spuitende Gnoom?"

Ik denk, om het allemaal nog artistieker, gekker en vooruitstrevender te maken; waarom laten we de volgende keer niet een baby iets ontwerpen en tevens de naam bedenken. Ik heb hoge verwachtingen voor kunstwerk 'Splfff'

De onthullingen van Het Kotsende Konijn, De Spuitende Gnoom en zelfs Splfff laten nog even op zich wachten. Zonde, is ook mijn eerste gedachte, want hoe eerder Nederland verder wordt verrijkt met dit soort smaakvolle knutselwerken hoe beter. Ik kan in ieder geval persoonlijk niet wachten tot ook mijn directe woonomgeving op die manier wordt opgeleukt.

Topbedelaars









In Maastricht hebben ze het moeilijk de laatste tijd. Of ze boffen. Het kan beide kanten op als je de koppen in het nieuws leest: "Maastricht wordt geteisterd door Roemeense topbedelaars." Aan de ene kant ben je geneigd opgelucht te zijn dat Maastricht niet jouw woonplaats is, maar aan de andere kant hebben ze daar wel mooi bedelaars van de bovenste plank getroffen. En zoals met alles hebben mensen nou eenmaal de gewoonte het liefst het beste van alles te willen; Niet alleen zijn dit Roemeense bedelaars in plaats van die eeuwige kaaskoppen, maar het is bovendien het neusje van de zalm onder de bedelaars. En als je dan toch geplaagd mag worden door bedelend volk dan heb je toch bij voorkeur met de crème de la crème te maken zou je zeggen.

Hoe vaak komt het in de rest van het land niet voor dat er weer één of andere amateur je van geld probeert te ontdoen door onbeholpen op een blokfluit te jengelen met naast hem een ondefinieerbaar vod dat voor een pet moet doorgaan. Of je loopt in een steeg weer eens tegen de middelmatige maar iets brutalere bedelaar op die een waterpistool tegen je slaap drukt, roept: "Je geld of je leven!" en zich, na gelaten je hoongelach in ontvangst te hebben genomen en je slaap voor de vorm toch maar even nat te hebben gespoten, met een rood hoofd van schaamte omkeert al mompelend dat hij nog wel zo goed had geoefend. Of, en dat is misschien nog wel het meest trietse voorbeeld, de bedelaar die -na het nemen van een aantal alcoholische versnaperingen teveel- in je richting probeert te zwalken om je met dubbele tong om wat geld te vragen, maar de vraag in plaats van aan jou per ongeluk aan een toevallig aanwezige lantaarnpaal richt en vervolgens beledigd is als de desbetreffende lantaarnpaal niet reageert op zijn o zo overtuigende smeekbeden. Wie herkent zich niet in tenminste één van deze situaties?
In Maastricht hebben ze geen last van dit soort jammerlijk mislukte bedelpogingen en dat levert mij persoonlijk naast de eerder genoemde opluchting, toch ook een steek van jaloezie op. Daar weten ze tenminste wat ze doen.

Dit alles geeft te denken of er wellicht een bedelopleiding bestaat waar wij niets vanaf weten, waardoor deze overduidelijke hiërarchie wordt veroorzaakt. Mensen in gescheurde kleding en met besmeurd gezicht die bij volle maan bijeen komen om zich de fijne kneepjes van het bedelaarsvak meester te maken. Natuurlijk wel na auditie te hebben gedaan voor een strenge jury van professionals, want er moet van nature wel enig talent aanwezig zijn. De eerste de beste waterpistool zwaaiende flapdrol zal uiteraard niet worden toegelaten en zal hierdoor altijd gedoemd zijn tot amateurisme. Het bedelen in Maastricht zal voor hem een soort fatamorgana zijn. Een ongrijpbare luchtspiegeling en een droom die nooit uit zal komen.

Diegenen die de opleiding afronden (want er vallen tussendoor ook nog genoeg ongelukkigen af die de benodigde x-factor toch niet blijken te bezitten) krijgen aan het eind een diploma mee met daarop de stad waar ze hun vak mogen uitoefenen. Alleen de echte talenten -en schijnbaar zitten deze Roemenen boordevol talent- krijgen toegang tot bedelwalhalla Maastricht.

Terwijl ik dit schrijf krijg ik ineens een goed idee voor een nieuwe talentenjacht: "Bedelen met sterren" Bekende Nederlanders krijgen les van de echte Roemeense topbedelaar en strijden om de titel "Hollands next topbeggar" De winnaar mag een week lang meebedelen in Maastricht en alle bij elkaar gesprokkelde verdiensten houden. Wellicht is Henk-Jan Smits bereid om in de jury plaats te nemen, aangezien hij toch alles aanneemt wat op zijn pad komt en er bovendien uiziet alsof hij in het verleden wel wat ervaring heeft opgedaan op dit gebied. Hij heeft het alleen nooit tot Maastricht weten te schoppen.